
Blog
Boulder/klim termen - woordenlijst
Wil jij in de klimhal kunnen communiceren met mede klimmers? Dan is er tegenwoordig een flinke woordenlijst die je moet kennen! 'Dyno', 'foothold', 'pincher', 'slope', 'overhang', in dit artikel duiken we in boulder 'slang'.
Woordenlijst met betekenis
A
Allez allez (Alé Alé): Komt op! Let's go, come on, that's it.
Ape Index: Het verschil tussen je armspanwijdte en lengte.
Arm Bar: Een klimtechniek waarbij een arm diep in de scheur wordt gestoken en wordt vastgezet door de palm van de hand tegen de ene muur te drukken en de triceps/schouder tegen de andere.
B
Barndoor: Een onbedoelde, ongecontroleerde rotatie weg van de rots.
Belaying: Het touw controleren terwijl een andere klimmer klimt.
Beta: Een beschrijving/uitleg hoe een specifiek probleem geklommen moet worden, meestal de beste/gemakkelijkste manier.
Body Tension: Het vermogen om de juiste druk uit te oefenen op de armen en been om zo op een steile rots/muur te blijven staan.
Body Position: De positie van het lichaam ten opzichte van de hand- en voetgrepen.
Bouldering Pad: Een rechthoekige crashmat die bestaat uit meerdere lagen schuim bedekt met een stevig materiaal. Het pad wordt geplaatst waar de klimmer naar verwachting zal vallen om zijn landing te dempen (AKA bouldermat).
Bicycle: Een techniek waarbij de ene voet conventioneel een greep duwt terwijl de andere voet dezelfde of een nabijgelegen greep haakt (toe hooked). Meest gebruikt bij het beklimmen van roofs (AKA klem).
Bump: Twee opeenvolgende handbewegingen maken met dezelfde hand (AKA going again).
C
Callouses: Gebieden met een harde huid (eelt) die zich op de vingers of handpalm kunnen ontwikkelen.
Campus Board: Een training klimmuur dat bestaat uit een kleine overhangende plank die met gelijke regelmaat van elkaar zijn verwijderd. Het idee is om het te beklimmen zonder de voeten te gebruiken om arm- en vingerkracht te ontwikkelen.
Campus(ing): Klimmen zonder je voeten te gebruiken.
Centre of Gravity Het theoretische punt waar de gehele massa van een lichaam is geconcentreerd (afgekort tot CoG).
Chalk Magnesium Carbonate (MgCO₃) is een wit poeder dat wordt gebruikt om zweet van de handen van een klimmer te absorberen.
Chalk Bag Een klein zakje voor het bewaren van 'chalk' dat aan een riem om de taille wordt gehangen.
Chalk Ball Een kleine ronde netzak gevuld met chalk.
Chalking Up De handen bedekken met chalk.
Chimney Een brede spleet die groot genoeg is om in te klimmen.
Circuit Een groep problemen van vergelijkbare moeilijkheidsgraad (meest voorkomend in Fontainebleau, Frankrijk) of een lang probleem, vaak een lus, te klimmen op een binnenmuur om het uithoudingsvermogen te trainen.
Climbing Shoes Nauwsluitende, met rubber beklede schoenen ontworpen voor rotsklimmen en boulderen.
Compression Een techniek waarbij je je handen (of voeten) aan weerszijde van een symmetrisch blok plaatst en door hard te trekken je lichaam op zijn plaats houdt.
Core De spieren van de buik, onderrug en benen.
Crag Een algemene term voor een klim- of bouldergebied. Kan ook specifiek verwijzen naar een rotspunt.
Crimp Een klein randje. Maar ook een krachtige grip waarbij het tweede vingergewricht scherp wordt gebogen en de duim op de wijsvinger drukt (AKA full crimp).
Cross Through Een verplaatsing waarbij de ene hand voorbij (over of onder) de andere reikt om de volgende greep te bereiken.
Crux De moeilijkste 'move' van een klim route.
Cutting Loose Wanneer beide voeten van de rots zwaaien en al het gewicht van de klimmer door de handen wordt overgenomen.
D
Dab Wanneer, halverwege de klim, een klimmer botst tegen zijn spotter, een boom, de grond, een ander rotsblok. Een klein tikje kan al genoeg zijn voor een dap, wat in de klimwereld betekend dat de route eigenlijk opnieuw geklommen moet worden.
Deadhang Met gestrekte armen hangen zonder enige hulp van de voeten.
Deadpoint Het moment in een beweging wanneer het lichaam niet omhoog of omlaag beweegt, het ideale moment om een hold vast te grijpen.
Descent Route De weg naar beneden van een rotsblok/klim route (AKA downclimb).
Down Climbing Naar beneden klimmen na het opgeven van een route of om van een route af te komen.
Double Dyno Een dyno waarbij de doelgreep of -grepen gelijktijdig met beide handen worden vastgepakt.
Dropknee Wanneer een voet op een binnen rand staat en de andere op een buitenranden, wordt de knie van het buitenste rand been verlaagd zodat de voeten van elkaar wegduwen in plaats van naar beneden (ook bekend als Egyptian).
Dynamic Elke beweging die momentum gebruikt.
Dyno Een volledige sprong waarbij het hele lichaam in de lucht is en heel even geen contact heeft met de rots/klimmuur.
E
Edge Een vlakke horizontale greep.
Edging Op een rand staan.
F
Featured Wall Een binnenmuur die is ontworpen om op echte rots te lijken.
Fingerboard Een klein houten of harsbord bedekt met handgrepen waaraan wordt gehangen om vingerkracht te trainen.
Finger Jam Een jam waarbij de vingers in een spleet worden gestoken en worden gedraaid totdat ze vastzitten.
Finger Tape Sterke tape ontworpen om ondersteuning te bieden aan geblesseerde vingers.
First Ascent De eerste keer dat een boulder probleem wordt beklommen.
Figure Four Een zeer zelden gebruikte techniek om vanuit een positieve hold een lang statisch bereik te maken. Betreft het haken van een been over de arm die vasthoudt.
Fist Jam Een jam waarbij de vuist in een spleet wordt gestoken.
Flagging Een been in de lucht laten bungelen of tegen de klimmuur plaatsen voor balans.
Flapper Wanneer een groot stuk huid wordt afgescheurd, meestal tijdens een dynamische beweging.
Flash Een boulder probleem bij de eerste poging van begin tot eind op te lossen.
Fontainebleau: Het beroemde bouldergebied net ten zuiden van Parijs, Frankrijk (AKA Font or Bleau). Ook een systeem voor het beoordelen van boulderproblemen, het cijfer wordt vaak voorafgegaan door 'Font'.
Foothold: Een hold op de muur specifiek bedoeld voor je voeten.
Footwork De kunst van het goed gebruiken van de voeten.
Foot Jam Een jamming-techniek waarbij de voet met de tenen eerst in een spleet wordt geklemd.
Foot Swap De ene voet vervangen door een andere op een voetsteun.
Friction De kracht die ontstaat wanneer huid of rubber in de rots wordt gedrukt.
Frogging De heupen parallel en zo dicht mogelijk bij de muur krijgen met de knieën naar de zijkanten wijzend.
Front Lever Een krachtoefening waarbij je aan een stang hangt, het lichaam optilt zodat het horizontaal is en die positie zo lang mogelijk vasthoudt.
Front Pointing Met de punt van de grote teen op een greep staan.
G
Gaston Een verticale greep grijpen met de arm gebogen bij de elleboog en de hand, duim naar beneden, de greep wegtrekken van het lichaam.
Grades Een indicatie van hoe moeilijk het is om een probleem te beklimmen, uitgaande van goede omstandigheden en de beste volgorde van klim moves.
H
Half Crimp Een veelzijdige grip waarbij de vingers gedeeltelijk gebogen zijn. Het is een compromis tussen open hand en krimpen en is vooral handig op vlakke holds.
Hand Jam Een jam waarbij een open hand in een spleet wordt gestoken en tegen de zijkanten wordt gedrukt met de knokkels tegen de ene, vingertoppen en handpalm tegen de andere.
Hand Stacking Een geavanceerde techniek om met de hand vast te krijgen in een scheur in de rots.
Heel Hooking De hiel van de voet in een hold plaatsen en gebruiken als een extra lichaamsdeel om mee te trekken.
Heel-toe Jam Een voet jam gebruikt in brede scheuren.
Highball Een hoog rotsblok probleem.
Hold(s): Alle plekken op de rots of klimmuur om je handen te plaatsen tijdens het klimmen. In klimhallen zijn holds de gekleurde blokken die een route vormen.
I
Intermediate Een kleine greep die kort wordt gebruikt tijdens een bereik naar een verdere greep.
J
Jamming Een lichaamsdeel in een spleet klemmen.
Jug Een grote, makkelijk vast te houden hold (AKA bucket).
Jump Een dynamische beweging waarbij één hand vast blijft houden terwijl beide voeten de rots verlaten. Er is altijd minimaal één contact punt met de muur/rots.
Jump Start Springen van de grond naar de startposities van een probleem (AKA French start).
K
Kipping Met de benen schoppen om momentum te genereren wanneer je aan je armen hangt.
Kneebars Een jam die werkt tussen voet en knie. De voet staat op een conventionele greep terwijl de knie (eigenlijk de voorkant of zijkant van het onderbeen) in een hoek, overlap of grote uitstekende greep drukt.
L
Lace Ups Klimschoenen die zijn vastgemaakt met veters.
Landing De landingszone onder een probleem.
Layback Een techniek voor het beklimmen van doorlopende verticale features zoals scheuren, of verticale randen. Door met de handen te trekken en met de voeten te duwen (AKA liebacking).
Link Up Secties of hele problemen combineren om een moeilijkere uitdaging te creëren. Dit wordt vaak gebruikt na het klimmen van een project in verschillende secties.
Linking Oefenen van delen van een route om je voor te bereiden op de volledige klim van begin tot eind.
Liquid Chalk Een mix van alcohol en magnesium die in de handen wordt gewreven om ze met chalk te bedekken.
Lock Off Na het ophoog trekken aan de armen een van de armen in deze positie te houden terwijl de andere arm naar een verdere hold grijpt.
Lowball Een laag of kort boulder probleem.
M
Mantel Een methode om van het hangen aan de rand van een rotsblok of richel erop te gaan staan (afkorting van mantel-shelf). Ook een werkwoord, “mantel the ledge“.
Matching Beide handen naast elkaar op een greep plaatsen (AKA sharing).
Mono Een kleine pocket/hold waar maar één vinger in past.
N
No Hands Rest Een uitstekende rustpositie waarbij geen gebruik van de handen nodig is.
O
Open Hand Een greep vasthouden met de vingers slechts licht gebogen.
Over Gripping Harder vasthouden met de handen dan nodig, dit verspilt kracht en energie.
Overhang Rots of muur die steiler is dan verticaal.
P
Palming De palm van de hand op de rots drukken.
Pinch Een handgreep die tussen de vingers en duim wordt geknepen.
Pocket Een gat in de rots dat kan worden gebruikt als hand-, vinger- of voetsteun.
Positive hold Een hold met veel grip, Meer grip betekend een positivere hold.
Power Endurance De mogelijkheid om meerdere moeilijke bewegingen achter elkaar te doen.
Problem Een klim route.
Project Een probleem dat is geprobeerd maar nog niet is beklommen of een probleem waar een persoon naartoe werkt om te klimmen, bijv. een persoonlijk doel.
Pumped Wanneer de onderarmen verzuren na een periode van hard of langdurig klimmen.
R
Reading Analyseren hoe je een probleem kunt beklimmen.
Roof Een bijna horizontaal stuk rots.
Rubber De rubber die wordt gebruikt op de zolen van klimschoenen.
Run and Jump Een dynamische techniek waarbij je naar de rots rent, een of meer voetsteunen aftrapt en naar de handgrepen springt.
S
Sandbag Een probleem dat een aanzienlijk lager cijfer krijgt dan het verdient. Ook een werkwoord, to sandbag, dit is om de moeilijkheid van een probleem bagatelliseren.
Screw On Een heel klein kunstmatige hold, dat aan het oppervlak van een klimmuur wordt geschroefd in plaats van 'bolted'. Meestal gebruikt als voetsteun.
Seam Een smalle of gesloten scheur.
Send Een route met succes beklimmen.
Sequence De details van hoe een probleem moet worden beklommen (AKA beta).
Share Om beide handen tegelijkertijd op dezelfde greep te plaatsen.
Sidepull Een verticale greep die van het lichaam af is gericht.
Sit Start Een probleem beginnen vanuit een zittende positie, soms afgekort als SS or SDS (sit down start).
Slab Een minder dan verticaal stuk rots.
Slap Een snelle reach of lunge waarbij er altijd minimaal twee contactpunten zijn.
Slippers Zachte klimschoenen.
Sloper Een afgeronde of hellende handgreep.
Slot Een smalle horizontale pocket.
Smear De muur gebruiken als voetsteun. Gebruikt als werkwoord betekent het een voet plat tegen de rots/muur plaatsen.
Soloing Een route beklimmen zonder touw. De volledige term is free soloing.
Spotting "Onder" een klimmer staan om ervoor te zorgen dat indien de klimmer valt je kan helpen bij het opvangen.
Stamina De mogelijkheid om veel te klimmen (uithoudingsvermogen).
Static Om een beweging langzaam en in totale controle uit te voeren.
Stepping Through Door je been stappen naar een volgende foot hold met de been die er het verst van af staat.
T
Technical Een probleem dat hoge eisen stelt aan techniek en bewegingsvaardigheden.
Technique Kan verwijzen naar een specifiek type beweging of meer in het algemeen naar de bewegingsvaardigheden van een klimmer - "ze heeft een goede techniek".
Thumbcatch De grip gebruiken door met de duim in de onderkant ervan te duwen.
Tickmark Een klein krijtstreepje dat de locatie van een moeilijk te zien greep aangeeft.
Toe Hooking De bovenkant van de teen gebruiken om vast te houden of te trekken.
Top Out Het proces om op de top van een probleem te komen. Binnen betekend een top out dat je over de volledige klimmuur klimt (om vervolgens met de trap achterlangs weer terug te komen).
Top Rope Het touw verankeren aan de top van de rots of muur zodat de klimmer veilig kan klimmen.
Trad Climbing Het beklimmen van een route met behulp van uitrusting die is geplaatst door de leider.
Training Board Een kleine, steile houten klimmuur (AKA woodie).
Traverse Een route dat zich voornamelijk zijwaarts verplaatst.
U
Undercling Een naar beneden gerichte greep (AKA undercut).
V
V Grade Een Amerikaans systeem voor het beoordelen van problemen, bestaande uit een getal voorafgegaan door de letter V, hoe hoger het getal, hoe moeilijker het probleem.
Velcros Klimschoenen die worden vastgemaakt met klittenband.
Volume Een grote, holle greep van multiplex of hars (meestal driehoekig of rond), waarop andere grepen kunnen worden gemonteerd.
W
Wall Een verticaal stuk rots.
Warm-up Een routine om lichaam en geest voor te bereiden op het klimmen.
Wire Brush Een zeer agressieve draadborstel die nooit mag worden gebruikt om steen schoon te maken aangezien dit de rots kan beschadigen.
Wired Een probleem onder de knie hebben (AKA dialled).
Working De bewegingen van een probleem uitzoeken en oefenen.
Populaire
Klimschoenen
€139

€173

€137

€72

€144

€119

€77

€135

€119

€90
